Beschrijving

In zeven voordrachten (Groningen, 1923; GA 231) onderzoekt Steiner de spirituele reis die de mens doormaakt tussen fysieke dood en nieuwe incarnatie. Hij schetst een proces waarin de ziel zich eerst geleidelijk losmaakt van het aardse leven, via een reflectief moment rond het symbolische “middernachtelijk uur”, waarna zij zich richt op de voorbereiding van een nieuw lichamelijk bestaan. Deze tocht verloopt langs kosmische sferen waarin de ziel krachten ontvangt die noodzakelijk zijn om zich vorm te geven aan het toekomstige fysieke lichaam, met behulp van entiteiten uit de hogere hiërarchieën. De relatie tussen levenden en doden is actief: de levenden kunnen de processen van overleden zielen positief beïnvloeden en omgekeerd.Steiner benadrukt de karmische continuïteit tussen levens en de invloed van morele en geestelijke houding tijdens het aardse bestaan op het lot na de dood. Zo bepaalt onze mate van innerlijke ontwikkeling of we steun en samenhorigheid ervaren in de spirituele werelden, of juist isolatie. Hij toont aan dat inzichten in de spirituele wereld pas zinvol zijn als je ze al tijdens het aardse leven hebt gecultiveerd: onvoorbereidheid leidt tot moeilijke ervaringen na de dood. Ensembles van schuld, karma en herkomst—die zich in de astrale en etherische lichamen manifesteren—spelen een rol bij het vormen van een nieuwe incarnatie. Zo biedt het werk van Steiner een holistische visie op menselijke ontwikkeling over de grens van leven en dood heen.