Beschrijving
Josephus schreef Tegen de Grieken in de eerste eeuw als een verdediging van het Joodse volk en hun tradities tegenover Grieks-Romeinse critici. Het werk richt zich vooral tegen de retoricus Apion, die Joden beschuldigde van vreemdsoortige gebruiken en gebrek aan een respectabele geschiedenis. Josephus reageert hierop met een uitvoerig pleidooi dat de oudheid, de degelijkheid en de morele kracht van het Joodse volk en hun wet aantoont. Hij betoogt dat de Joden een veel oudere en zuiverder traditie bezitten dan de Grieken, met Mozes als wetgever die een unieke, goddelijke wet heeft doorgegeven. Deze wet staat volgens Josephus garant voor een rechtvaardige samenleving en een morele levenswijze, die vele eeuwen standhield ondanks vervolging en ballingschap. Hij contrasteert dit met de wisselvalligheid en immoraliteit die hij in de Griekse geschiedenis en religie ziet. Het werk is zowel apologetisch als polemisch van aard: Josephus wil enerzijds misverstanden over het Joodse volk rechtzetten en anderzijds de superioriteit van de Joodse wet boven menselijke wijsheid benadrukken. Daarmee vormt Tegen de Grieken een belangrijk document van Joodse zelfverdediging in een overwegend Grieks-Romeinse wereld, en laat het zien hoe identiteit, geloof en cultuur te midden van kritiek bewaard en verdedigd kunnen worden.
Beoordelingen
Er zijn nog geen beoordelingen.