Beschrijving

Proslogion, geschreven door de middeleeuwse filosoof Anselmus van Canterbury rond 1077, is een meditatief werk waarin hij zijn beroemde ‘ontologische bewijs’ voor het bestaan van God presenteert. In dit bewijs stelt Anselmus dat God wordt gedefinieerd als ‘datgene waarover niets groters gedacht kan worden’. Volgens hem moet zo’n wezen noodzakelijkerwijs bestaan, omdat het groter is om in werkelijkheid te bestaan dan slechts in de gedachte. Dit argument is bedoeld als een reflectie op het geloof, niet als een rationele bewijslast. Een tijdgenoot van Anselmus, de benedictijner monnik Gaunilo van Marmoutiers, reageerde in zijn werk In Defensum Stultorum met kritiek op Anselmus’ redenering. Hij stelde dat men met dezelfde logica ook het bestaan van een ‘verloren eiland’ zou kunnen bewijzen, dat wil zeggen, het perfecte eiland waarvan niets groters gedacht kan worden. Volgens Gaunilo zou dit absurd zijn, omdat het eiland in werkelijkheid niet bestaat. Hij betoogde dat het argument van Anselmus te veel leunde op de veronderstelling dat het concept van een perfect wezen automatisch het bestaan ervan impliceert. Anselmus reageerde op Gaunilo’s kritiek door te stellen dat zijn argument uitsluitend van toepassing is op God, als het enige wezen dat noodzakelijkerwijs moet bestaan. Volgens Anselmus is het concept van ‘datgene waarover niets groters gedacht kan worden’ uniek voor God en kan het niet worden toegepast op andere dingen, zoals een eiland. Hij benadrukte dat het argument niet bedoeld is om het bestaan van andere dingen te bewijzen, maar om het noodzakelijke bestaan van God te onderstrepen