Beschrijving

Thomas van Aquino presenteert Over het zijnde en het wezen als een proeve van ontologie—een filosofisch onderzoek naar de grondstructuur van de werkelijkheid. Hij analyseert wat het betekent om te zijn en wat het wezen van iets vormt, en onderzoekt hoe die twee met elkaar samenhangen. Dit werk onderscheidt zich in zijn oeuvre door de zuivere filosofische aanpak en vormt een heldere introductie tot Thomistisch denken. In zijn analyse maakt Aquinas een belangrijk onderscheid tussen ‘zijnde’ en ‘wezen’. ‘Zijnde’ verwijst naar alles wat bestaat, terwijl ‘wezen’ het principe is dat maakt dat iets is, wat inherent is aan zijn aard, zoals vorm en gedefinieerde “watheid”. Bij samengestelde wezens — zoals mensen — bestaat het wezen uit materie én vorm, maar bij immateriële, intelligente wezens (zoals de menselijke ziel, engelen) is het wezen louter formeel. In het geval van God zijn wezen en zijn volledig identiek: zijn is zijn wezen, omdat Hij pure en oneindige actualiteit is. Verder onderzoekt Aquinas hoe gedaante en materie samen individuërende principes vormen — materie maakt individuisering mogelijk, en vorm definieert de soort. Hij onderscheidt ook tussen substanties en ongelijke verschijningsvormen, zoals eigenschappen (akzidentia), die afhankelijk zijn van substantie en enkel een ‘secundair zijn’ hebben. Zo ontwikkelt hij een rationele ordening van zijnswijzen in de realiteit, van louter potentieel naar louter actueel.