Beschrijving

In 1925 spreekt P.N. van Eyck in zijn onvoltooide studie ‘Jacob Israël de Haan’ de hoop uit dat de latere uitgever van dHaans poëzie de in Mijn belijdend lied bijeengebrachte 31 gedichten bij ‘herstel van de innerlijke orde, tot een afzonderlijke cyclus verenigen zal’. De innerlijke samenhang wordt bepaald door de Haans behoefte aan rust, aan de terugkeer naar de vrome vrede van zijn jeugd, uit de poging om die vrede nog eenmaal, zij het in de droom der herinnering te doorlezen, schrijft Van Eyck in het in deze bundel opgenomen essay.