Beschrijving

In “De mens als klankharmonie van het scheppende wereldwoord” onderzoekt Rudolf Steiner de spirituele oorsprong van de mens en diens verbinding met de scheppende krachten van het universum. Centraal staat het idee dat de mens niet slechts een fysiek wezen is, maar een klankmatige uitdrukking van het scheppende woord – een oerklank of logos – dat aan de basis van de kosmos ligt. Steiner verbindt de menselijke spraak, klank en taal met geestelijke werelden, en laat zien hoe deze elementen afspiegelingen zijn van hogere realiteiten. Hij beschrijft hoe de menselijke vorm, organen en vermogens ontstaan uit klankstructuren die voortkomen uit het kosmische woord. In dat kader behandelt hij ook de werking van de zintuigen, chakra’s, en de relatie tussen lichaam, ziel en geest. De inhoud is sterk esoterisch en geworteld in de antroposofie, waarbij Steiner de mens plaatst als een harmonisch deel van een grotere, geestelijk-werkzame scheppingsorde.