Beschrijving

In Leiden, eind jaren zestig, probeert eerstejaars Sjoerd Visser zich in te vechten bij het corps. Tussen adellijke en welgestelde jaargenoten verzwijgt hij zijn middenstandsmilieu; schaamte en ambitie maken hem kneedbaar voor de mores van het studentenleven. De roman schetst een gesloten wereld van status, bravoure en rivaliteit, met de dreigende geest van ’68 op de achtergrond. Tijdens de ontgroening in 1967 loopt het uit de hand: een fataal ongeluk schokt de jaarclub. Wat volgt is een verstikkend spel van schuld en verantwoordelijkheid, van meelopen en zwijgen. Het “esprit de corps” – de kameraadschap en de erecode van het corps – werkt als bescherming én als dwangbuis, waardoor waarheidsvinding en rouw worden ondermijnd. De roman fileert de sociale hiërarchie en het mannelijkheidsideaal van het corps: hoe conformisme karakter vervormt en klasseverschil schaamte en hoogmoed voedt. Visser laveert tussen erbij horen en zichzelf blijven, en belichaamt zo de prijs van toetreding tot een elite die haar eigen morele failliet niet wil zien. Het resultaat is een sobere, kritische momentopname van voorrevolutionair studentenleven.