Beschrijving

Het boek geeft een uitvoerige inventarisatie van de vele kleine toegangspoorten, herenhuizen en verborgen doorgangen in de stad Amsterdam, die dateren uit de periode 1480 tot 1880. Ton Koot beschrijft hoe deze poorten, vaak gelegen in stegen en achterhuizen, deel uitmaakten van het stedelijke weefsel — als entree’s tot hofjes, pakhuizen, achtererven of begijnhoven. De begeleidende tekeningen van W.G. Hofker geven een visuele dimensie aan deze architectuur en stadsstructuur.

Daarnaast belicht Koot niet alleen de bouwkundige elementen — zoals portalen, ornamenten, materialen en bouwjaren — maar plaatst hij de poortjes ook in hun maatschappelijke en historische context. Hij beschrijft hoe de groei en verschuiving van de stad, handel, woon- en pakhuizen, en sociale groepen mede werden afgelezen aan deze toegangsmomenten. Het boek laat zien hoe deze kleine architectuuronderdelen een spiegel zijn van het dagelijks leven, de stedelijke ontwikkeling en de verborgen geschiedenis van Amsterdam.

Tot slot fungeert het werk als referentie voor historici, architectuurliefhebbers en stedelijke archeologen, door aandacht te geven aan weinig geadresseerde bouwfragmenten die vaak buiten het zicht blijven. Het draagt bij aan het waarderen en beschermen van het stedelijk erfgoed door de betekenis van deze poortjes te tonen — niet enkel als toegangspoort, maar als onderdeel van het verhaal van de stad.