Beschrijving

Het boek onderzoekt wat een rechtsbeginsel eigenlijk is en waarom dergelijke beginselen fundamenteel zijn voor het juridische systeem. Van Dun gaat niet slechts uit van positieve wetgeving, maar richt het oog op de diepere grondslagen: de principes die vóór en achter wetten liggen, en die functioneren als richtsnoeren voor rechtvaardig handelen in de maatschappij. Deze benadering plaatst het recht in een breder filosofisch en moreel kader. In het midden van de uitgave maakt de auteur duidelijk hoe rechtsbeginselen — zoals gelijkheid, vrijheid, eigendom en aansprakelijkheid — niet puur juridisch technisch zijn, maar diep verweven met de samenleving, menselijke moraal en maatschappelijke orde. Hij bespreekt hoe deze beginselen ontstaan, welke rol ze vervullen in het interpreteren en toepassen van wetten, en welke spanningen ontstaan wanneer wetgeving deze beginselen direct of indirect ondermijnt. Daarmee biedt het boek een kritisch inzicht in de verhouding tussen recht, moraal en maatschappij. Dankzij de heldere opzet en het didactische karakter is dit werk zeer geschikt voor studenten rechtsfilosofie, juristen die verdieping zoeken, en iedereen die zich wil verdiepen in de grondslagen van het recht. Het biedt niet alleen een theoretisch kader, maar ook aanknopingspunten om actuele juridische ontwikkelingen vanuit beginselenperspectief te beoordelen.