Beschrijving

In Tegen de fabels van weleer biedt Xenophanes kritische fragmenten waarin hij de traditionele mythologische beelden van de goden ter discussie stelt. Hij richt zich vooral op hoe dichters zoals Homerus en Hesiodus de goden voorstellen met menselijke gebreken: jaloezie, bedrog, overspel en andere ondeugden. Volgens Xenophanes weerspiegelen deze voorstellingen meer de menselijke cultuur en verbeelding dan enige waarheid over goddelijke wezens. Tegelijkertijd presenteert hij een alternatief beeld van het goddelijke: er is één godheid, niet voortgebracht of afhankelijk van iets anders, onveranderlijk, onbeweeglijk en anders dan mensen. Deze godheid bezit geen menselijke vorm of menselijke verlangens, maar werkt door gedachte of geest. Xenophanes benadrukt dat mensen in hun kennis vaak twijfelen — dat ze vermoedens hebben, meningen, maar zelden, zo niet nooit, zekerheid over goddelijke zaken. Verder bevat het boek fragmenten waarin Xenophanes reflecteert over het menselijke kennisvermogen in het algemeen: over wat we kunnen weten, wat we slechts menen te weten, en hoe vaak onze voorstellingen eerder voortkomen uit culturele gewoonten dan uit waarneming of inzicht. Hij gebruikt poëtische taal om te laten zien dat kritisch denken al in de vroegste Griekse filosofie aanwezig was, en dat het ontmaskeren van antropomorfe voorstellingen een belangrijke stap is naar een meer filosofisch begrip van het goddelijke en het universum.